Rumoer aan de poorten van metaalrecyclers met een omgevingsvergunning. Omgevingsdiensten eisen dat zij aangeven welke en hoeveel Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) in aangeleverde materiaalstromen zitten – aangevuld met de eis om emissies in kaart te brengen. Peter Roest van Jansen Recycling Group: “De oplossing voor ZZS ligt buiten de poort van de recyclebedrijven.”
bron foto: Metaalhandel W. Ketting & Zn.
Nieuw is het niet, dat de overheid bij metaalrecyclers aanklopt vanwege ZZS. “Dat begon al in 2018,” vertelt Lennert Vermaat van het NRF. En zorgde voor de nodige opschudding: “De omgevingsdiensten verlangden dat verwerkers zouden aangeven welke ZZS in hun aangeleverde materiaal zitten en de eventuele emissies naar water en lucht. Maar dat materiaal is voor het overgrote deel heterogeen; voor die mengstromen is dat niet vast te stellen. Zodoende konden zij destijds de vraag niet beantwoorden.” Nu komen de omgevingsdiensten opnieuw met de vraag naar ZZS in reststromen. Vermaat: “Aangevuld met een nieuwe vraag: die naar emissies.”
Ga handhaven!
Jansen Recycling Group en Metaalhandel W. Ketting & Zn. zijn twee bedrijven die die nieuwe vraag van de omgevingsdiensten kregen. MRF-directeur Hans Koning: “ZZS terug dringen en emissies beperken, daar zijn we het allemaal over eens. Chemours, Tata Steel: het leidt politiek en maatschappelijk tot veel discussie. Dat landt als druk vanuit de politiek op het bevoegd gezag: ‘Ga handhaven!’.”
Maar hoe, dat weet het bevoegd gezag nog steeds niet, stelt Koning: “Het metaalrecyclingbedrijf lijkt de makkelijkste plek om het vraagstuk te dumpen. Dat verlamt de hele branche en staat lijnrecht op dat andere doel van de politiek: de circulaire economie met gesloten kringlopen realiseren. Dat bevorder je hiermee niet.” Alleen metaalrecyclers met een omgevingsvergunning worden nu aangeschreven, vertelt Koning: “Maar als dit niet gekeerd wordt, zullen uiteindelijk ook recyclers worden aangeschreven die werken vanuit het Activiteitenbesluit.”
Theoretische modellen
Ook Chief Operations Officer van Jansen Recycling Group en MRF-bestuurslid Peter Roest heeft een probleem met de nieuwe eisen van de omgevingsdienst: “Als feitelijk niet is vast te stellen welke ZZS in schroot zitten, moet je met theoretische modellen aan de gang. Deze werken op basis van wat mógelijk in de reststroom zou kunnen zitten.” Daarbij worden nut en doelmatigheid uit het oog verloren, stelt Roest: “Na veel gesprekken met omgevingsdienst OZHZ weten wij nu hoe wij die berekeningen moeten maken. Als kosten noch moeite gespaard worden kunnen daarmee theoretische getallen worden geproduceerd. Maar dat is behalve kostbaar ook totaal onzinnig.”
Vertekend beeld
Die getallen geven een vertekend beeld, stelt Peter Roest. Maar ze liggen er straks wel: “Mijn zorg is dat omgevingsdiensten op basis van onwerkelijke cijfers in de toekomst gaan stellen dat de ZZS gehalveerd moeten worden…” En dan die eisen aan de emissies. Peter Roest: “Voor de kenners: het gaat hier om de diffuse emissies. Die zijn totaal niet te meten op een schrootwerf. Alleen puntbronmeting is realistisch. Ook hier is nu de eis: bepaal de emissies dan maar theoretisch...”
In strijd met gelijkheidsbeginsel
Volgens de ontwerpbeschikking van DCMR mag Metaalhandel Ketting alleen nog metalen innemen wanneer helder is dat er geen ZZS inzitten. Hans Koning: “Dat zou betekenen dat de metaalhandel zelf analyses moeten laten doen of navragen bij de ontdoener. Beide opties zijn niet werkbaar: ZZS-analyses zijn kostbaar. Leveranciers gaan deze kosten niet voor de metaalrecyclers maken. We praten jaarlijks over 3,5 miljard kilo aan schroot, afkomstig van honderdduizenden ontdoeners. Het is volstrekt onrealistisch.”
Niet de taak van de recyclers
Al dat rekenwerk is ook niet de taak van de recyclers, stelt Hans Koning: “SGS Intron constateerde al dat het niet mogelijk is specifieke ZZS te identificeren in metaalafval. De omgevingsdiensten eisen echter onder aan de streep dat de metaalrecyclers dit probleem oplossen. Maar het is niet hun taak om het werk van GS of de omgevingsdienst te doen. Het is aan het bevoegd gezag om aan te tonen dat aanvullende vergunningvoorschriften noodzakelijk zijn.”
Begin bij de bron
Maar hoe moet het dan? Peter Roest stelt dat het voorkomen van ZZS begint buiten de poort van de metaalrecyclingbedrijven: “Producenten moeten aan het begin van de keten de juiste materialen gebruiken. Zij passen stoffen toe die op de ZZS-lijst staan. Zoek goede en veilige alternatieven.” Ook het NRF ziet beginnen bij de bron als oplossing. En aan de achterkant, bij de recyclers, moet het eveneens anders, stelt Lennert Vermaat: “Wij begrijpen goed dat omgevingsdiensten iets moeten met de ZZS reductiedoelstellingen, maar verlies de doelmatigheid niet uit het oog. Reduceer het aantal ZZS waar we op de werf naar moeten kijken. SGS Intron bracht de ZZS voor schroot terug naar circa tien stoffen. Ook in het Circulair Materialenplan is aandacht voor ZZS. RWS wil de focus in de metaalketen beperken tot drie ZZS’en: Chroom-6, asbest en kwik.” Wat volgens Peter Roest ook zou helpen: regie op het proces. “Voorkom dat omgevingsdiensten te kust en te keur eisen stellen. Trek één lijn.” Ook Vermaat ziet dat zo: “Het Inter Provinciaal Overleg, de opdrachtgever van de omgevingsdiensten, heeft in een evaluatie zelf geconcludeerd dat landelijk coördinatie nodig is om een gelijk speelveld te borgen. De aanpak van alle omgevingsdiensten moet gelijk zijn. Het ministerie moet een duidelijke lijn uitzetten, zodat ook de omgevingsdiensten weten waar ze aan toe zijn. En vervolgens eisen kunnen stellen die wel realistisch zijn.”
Wat eist de Omgevingsdienst?
In het geval van Metaalhandel Ketting zijn de eisen fors. Het bedrijf moet in zijn AV-beleid en AO/IC ingaan op alle ‘voorstelbare ZZS’. De aanwezigheid van ZZS in aangenomen metaal moet worden uitgesloten, anders zijn specifieke eisen nodig. De metaalrecycler uit Rotterdam moet een AV-beleid opstellen op grond waarvan zeker is dat er geen ZZS in ingenomen metalen zitten - of exact weten welke ZZS wel aanwezig zijn en dan de verwerking aanpassen. Het bedrijf moet een register bijhouden van afvalstoffen met verhoogd risico op aanwezigheid van ZZS boven de concentratiegrenswaarde, en van stromen die de grenswaarde overschrijden. Worden waarden overschreden, dan moet het bedrijf bijhouden hoe die concentraties zijn vastgesteld en hoe daarmee om te gaan. De metaalrecycler moet afspraken maken met ontdoeners over de samenstelling van metalen en de aanwezigheid van ZZS. Alle afvalstoffen waarin mogelijk ZZS aanwezig is moet Ketting toetsen aan LAP, REACH en POPverordening. Ook verlangt de DCMR een plan van aanpak hoe meer informatie over ZZS wordt vergaard. Hierbij moet de metaalrecycler mogelijk ook risicoanalyses opstellen. Metaalhandel Ketting moet emissies van ZZS en pZZS tijdens de verwerking inventariseren en een jaarlijkse rapportage opstellen. Hierin ‘moet tevens blijk worden gegeven van de realisatie van de doelstelling tot continue verbetering van het inzicht in de ZZS-samenstelling van mogelijk ZZS-houdende categorieën afvalstoffen per Euralcode die binnen de inrichting worden geaccepteerd’. Afnemers moet Metaalhandel Ketting informeren over het gehalte aan ZZS ‘welke als bekend mag worden verondersteld’ en over pZZS. Daarnaast moet het bedrijf zijn AV-beleid en de AO/ IC doorlopend aanpassen aan wijzigingen in weten regelgeving en minimumstandaarden van het LAP. Het mengen van afvalstoffen is niet langer toegestaan als het ‘technisch en economisch mogelijk is’ om de ZZS te vernietigen of door afscheiden te verwijderen of te reduceren.
Hans Fuchs
Gepubliceerd in de MRF Circulaire december