Het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP3) gaat plaats maken voor het Circulaire Materialenplan (CMP1). Bij de totstandkoming van LAP3 in 2016 werd ook al gesproken over verandering van de naam in Materialenplan. We hebben toen gesteld dat naamswijziging pas zin had als de gehele keten in het beleid zou worden meegenomen. Dat het LAP nu Materialenplan gaat heten is een sprong voorwaarts. Het betekent dat het circulaire beleid niet beperkt kan blijven tot de afvalfase. Dat is noodzakelijk voor het sluiten van de keten.
Het LAP vormt sinds 2003 de basis voor het milieu- en handhavingsbeleid in Nederland. Metalen en vrijwel alles wat met metaalrecycling samenhangt, vallen onder een fiks aantal beleidsplannen uit dat LAP. Met een consultatie over het CMP1 is ook het bedrijfsleven gevraagd om inbreng over de aanpak en onderwerpen. Zo creëer je betrokkenheid en toets je beleid aan de praktijk. Opvallend was wel dat het ministerie in de toelichting op de consultatie flink probeerde te sturen op het invullen van de bovenste treden in de afvalhiërarchie, preventie en levensduurverlenging. Zoals eerder besproken in deze column: beleidsmakers hebben vaak de neiging om te concluderen dat recycling al goed geregeld is, omdat zij er beleid voor hebben geschreven.
De randvoorwaarden voor hoogwaardige recycling en overgang naar de circulaire economie zijn echter bij lange na niet ingevuld. Dat kan alleen via een ketenbeleid. De basis hiervoor ligt in de ontwerp- en productiefase. Natuurlijk hoort de afvalfase erbij, maar de fundering moet eerder in de keten worden gelegd. Het kan alleen via het all-actors- principe, waar iedereen het tegenwoordigover heeft:ketenverantwoor-delijkheid. Iedere schakel in de keten moet meedoen. Dit mag niet meer betekenen dat de eigen verantwoordelijkheid wordt afgekocht en doorgeschoven naar de achterkant van de keten: de afval- en recyclingbranche als spreekwoordelijk doucheputje. Dus moet het Circulair Materialenplan ook gaan over verplicht circulair en veilig ontwerpen, over recycled content, en een verbod op alles wat in de recyclingfase zal worden aangemerkt als ontoelaatbare Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS).
Als de overheid de producentenverantwoordelijkheid vertaalt in echt ketenbeleid, kunnen we een duurzame circulaire economie realiseren. Dus laat het niet blijven bij het simpelweg veranderen van de naam en een blindstaren op preventie en levensduurverlenging.
Met het realiseren van de randvoorwaarden voor hoogwaardige recycling en de erkenning van secundaire grondstoffen komen we veel verder.
Hans Koning | directeur MRF